Het verschil tussen gebeurd en gebeurdt
In het Nederlands kan het lastig zijn om de juiste spelling te kiezen van werkwoorden, zeker wanneer ze op elkaar lijken. Een veelvoorkomende twijfel betreft ‘gebeurd’ en ‘gebeurdt’. Het lijkt misschien logisch dat beide varianten kunnen bestaan, maar in feite is slechts één van de twee correct. In dit artikel leg ik uit waarom dat zo is en hoe je de juiste keuze kunt maken.
‘Gebeurd’ gebruik je in de verleden tijd
De vorm ‘gebeurd’ wordt gebruikt als het voltooid deelwoord van het werkwoord ‘gebeuren’. Bijvoorbeeld:
“Het is gisteren echt gebeurd!”
“Wat er gebeurd is, is niet meer te veranderen.”
Het voltooid deelwoord ‘gebeurd’ wordt vaak gecombineerd met de hulpwerkwoorden ‘is’ of ‘heeft’. Als vuistregel kun je onthouden dat je hierbij nooit een extra ‘t’ toevoegt.
De spellingverklaring
‘Gebeurt’ komt voort uit de stam van het werkwoord ‘gebeuren’. Als een werkwoord een voltooid deelwoord wordt, komt er meestal een vast achtervoegsel bij: in dit geval een ‘-d’ of ‘-t’, afhankelijk van de regels van het kofschip/mnemonisch hulpmiddel. Aangezien ‘gebeuren’ eindigt op een klinker, eindigt het voltooid deelwoord op een ‘d’ en niet op een ‘t’.
Wat is ‘gebeurdt’ dan?
‘Gebeurdt’ is eenvoudigweg een fout. In het standaard Nederlands bestaat deze schrijfwijze niet. Dit kan verwarring veroorzaken, want de stam ‘gebeurt’ bevat inderdaad een ‘t’ wanneer je over de tegenwoordige tijd of derde persoon enkelvoud spreekt. Bijvoorbeeld:
“Wat er nu gebeurt, is heel indrukwekkend.”
Hier voegen we een ‘t’ toe vanwege de vervoeging van de tegenwoordige tijd. Maar let op dat dit niet hetzelfde is als het voltooid deelwoord!
Hoe onthoud je het verschil?
Tips om fouten te vermijden
Een handige manier om ‘gebeurd’ correct te gebruiken, is door jezelf af te vragen of het om iets in het verleden gaat. Als dat zo is en je een hulpwerkwoord als ‘is’ of ‘heeft’ gebruikt, zit je met ‘gebeurd’ altijd goed.
Daarnaast helpt het om de regel van ‘t kofschip’ toe te passen bij twijfel over het toevoegen van een ‘d’ of een ‘t’ in andere werkwoorden. Hoewel deze specifieke regel direct niet op ‘gebeuren’ van toepassing is (omdat het voltooid deelwoord al vaststaat), kan het je wel helpen grammaticaal bewust te blijven.
Oefen met voorbeelden
Oefening baart kunst. Schrijf zinnen op waarin je zowel ‘gebeurd’ als ‘gebeurt’ correct gebruikt. Controleer je werk door terug te lezen en na te gaan om welke tijd of werkwoordsvorm het gaat. Hoe meer je jezelf blootstelt aan correcte voorbeelden, hoe sneller je het verschil aanvoelt.
Samenvatting
Om het simpel te houden: gebruik altijd ‘gebeurd’ als je over het voltooid deelwoord van ‘gebeuren’ spreekt en niet ‘gebeurdt’. Laat je niet verwarren door de tegenwoordige tijdsvorm zoals ‘gebeurt’, die wél eindigt op een ‘t’. Door deze regels in gedachten te houden, maak je geen fouten meer met deze veelvoorkomende kwestie.